Ervaringsdeskundig communiceren tussen school, ouders en welzijnsactoren
In kader van de Lokale Bondgenotennetwerken Kinderarmoede organiseerde deLink op 11 september jl. een vorming over hoe je ervaringsdeskundig tewerk gaat in communicatie met school, ouders en welzijnsactoren. De nood aan extra aandacht voor (betere) communicatie met én afgestemd op kwetsbare gezinnen is immers groot.
Onze tandem Daevy Amerlynck (trajectbegeleider) en Nebahat Deveci (opgeleide ervaringsdeskundige) erkennen de problemen die zich stellen bij het werken als brugfiguur, zorgcoördinator in het onderwijs, leerkracht enz. Er zijn veel meer kwetsbare gezinnen (zichtbaar) dan vroeger en elk gezin vergt een aanpak-op-maat. Er kunnen problemen opduiken rond culturele verschillen, gebrek aan vertrouwen, verbale en non-verbale communicatie en verschillende referentiekaders. Toch wordt er al veel meer gedaan aan bemiddeling en zijn er talloze initiatieven waar kwetsbare personen terecht kunnen. Hoe komt het dan dat er nog veel mensen niet optimaal worden gehoord én bereikt?
Eén oorzaak daarvan zou kunnen zijn dat er geen aandacht is voor de gekwetste binnenkant van armoede. Hulp-en dienstverlening geeft vooral prioriteit aan wat er zichtbaar misloopt, maar vergeet het tekort aan bandbreedte van iemand in armoede om zelf hun eigen zaken aan te pakken. Chronische stress speelt hier een grote rol in. Dit zorgt voor de zogenaamde “fight-flight , freeze reacties“ en zorgt ervoor dat de executieve functies worden belast en in het geval van kinderen ook de hersenfuncties hierdoor worden aangetast. Executieve functies zijn de cognitieve processen die betrokken zijn bij het plannen en aansturen van activiteiten, om zo een doel te bereiken. De executieve functies regelen bijvoorbeeld het starten met een taak en het richten en vasthouden van de aandacht. Daarnaast maken executieve functies het mogelijk om mentaal met ideeën te spelen; de tijd te nemen om na te denken alvorens te handelen; nieuwe, onverwachte uitdagingen aan te gaan; weerstand te bieden aan verleidingen; en gefocust te blijven.
We geven tijdens de vorming ook bijzondere aandacht aan het concept van ‘The missing link’: welke evidenties heb jij die er voor de ander niet zijn, wat weet jij niet over de ander? Wat weet jij dat je niet weet? En ben je bereid om in dialoog te gaan zodat je elkaars evidenties leert kennen en elkaars referentiekader (van waaruit je de wereld bekijkt en interpreteert) leert begrijpen ?
Door waardering, her-en erkenning te geven, zet je een grote stap in de richting van een ouder of een kind in een kwetsbare situatie. Inlevingsvermogen is volgens de deelnemers ook hard nodig tussen hulp- en dienstverleners onderling. Zij hebben ook een hart dat om de zoveel tijd eens ‘gelucht’ moet worden.
De brugfiguur tussen gezinnen en scholen speelt een cruciale rol in het versterken van vertrouwen, samenwerking en wederzijds begrip.
Enkele concrete strategieën om optimaal met scholen te communiceren:
– Duidelijke en open communicatiekanalen: zorg dat er vaste aanspreekpunten zijn (bijv. zorgcoördinator, directie, leerkracht). Spreek af welke kanalen gebruikt worden: telefoon, mail, agenda, korte gesprekken aan de schoolpoort. Vermijd dubbel werk: centraliseer afspraken en informatie.
– Vertrouwen en neutraliteit: positioneer jezelf als neutrale schakel: je vertegenwoordigt zowel de ouders als de school. Wees transparant in wat je deelt en met wie. Leg vooraf uit wat vertrouwelijk blijft en wat teruggekoppeld wordt.
– Afstemming met schoolteam: plan structurele overlegmomenten (bv. maandelijkse check-ins met zorgteam of directie). Bespreek knelpunten niet enkel individueel, maar ook in team: zo wordt jouw rol breed gedragen. Deel signalen op tijd, zodat de school preventief kan handelen.
-Cultuursensitieve communicatie: vertaal schooltaal naar begrijpelijke taal voor ouders. Leg culturele verschillen of drempels uit aan leerkrachten, zonder te stigmatiseren .Stimuleer wederzijds respect: ouders leren de schoolcultuur kennen, de school begrijpt de thuissituatie beter.
–Actief luisteren en doorgeven; luister actief naar de zorgen van ouders én school. Formuleer boodschappen objectief: niet “ouders willen niet meewerken” maar “ouders ervaren drempels door …”.Gebruik een verbindende taal: “Hoe kunnen we samen … ?”.
–Oplossingsgericht werken: breng school en ouders rond de tafel als er spanningen zijn.Focus op het kind: “Wat heeft dit kind nu nodig om goed te functioneren?” Denk mee over haalbare acties: bv. een huiswerkplanning, een tolk inschakelen, of een laagdrempelig gesprek organiseren.
–Zichtbaar aanwezig zijn: wees regelmatig aanwezig op school (onthaalmomenten, oudercontacten, activiteiten).Door je laagdrempelige aanwezigheid worden zowel ouders als leerkrachten sneller geneigd jou aan te spreken.
We gingen in de vorming ook in op impliciet taalgebruik. De wijze waarop mensen zich uiten is vaak impliciet: dat wat iemand zegt moet je niet letterlijk nemen, het kan een andere betekenis hebben. Voorbeelden van impliciet taalgebruik zijn metaforen, uitdrukkingen, spreekwoorden, beeldspraak, vakjargon en humor.
Bvb. De kandidate keek verwonderd toen de voorzitter van de sollicitatiecommissie zei: ‘volgende week hoort u van ons of we met u in zee gaan’
Taal heeft behalve een letterlijke betekenis ook een sociale betekenis, de sociale betekenis heeft zegt iets over de sociale waarde van woorden en zinnen, de omstandigheden waarin ze gebruikt worden, door wie ze gebruikt worden en hoe ze gewaardeerd worden.
Voor passend taalgebruik moet je op de hoogte zijn van deze sociale betekenis van woorden en zinnen. Mensen met migratieachtergrond kunnen impliciet taalgebruik hanteren omdat ze minder gewend zijn het ‘ik’ te benadrukken.
Uit voorzichtigheid en veiligheid (is de ander wel te vertrouwen..?) praten ze niet openlijk over gevoelens, of ze willen een goede relatie behouden met de gesprekspartner.
Als je wilt weten wat een spreker bedoelt, moet je bij impliciet taalgebruik attent zijn op meer aspecten dan alleen de inhoudelijke mededeling. Zo vertellen de intonatie, woordkeus, lichaamstaal van de spreker als geheel iets over de betekenis van de boodschap.
Concretiserende vragen of doorvragen naar persoonlijke gevoelens (beleving) en opvattingen geeft helderheid over wat iemand werkelijk bedoelt.
Veel alledaagse impliciete communicatie is immers sociaal wenselijk gedrag, gericht op het onderhouden en bevestigen van relaties met anderen.
Zo ook het gebruik van ‘ja’ en ‘neen’. Een veelgehoorde klacht over mensen (met een migratieachtergrond) is dat ze ‘ja’ zeggen, terwijl ze ‘nee’ bedoelen.
Redenen kunnen zijn: dat het een beleefdheidsvorm is, lastig vinden om toe te geven dat je iets niet begrepen hebt of dat je iets niet kunt of wilt uitvoeren, of je wilt de ander niet teleurstellen dat hij/zij iets niet goed heeft uitgelegd. Het is belangrijk om hier aandacht voor te hebben.
We sluiten af met een aantal tips rond omgaan met taal en houding.
Taal
Gebruik korte duidelijke zinnen, gebruik geen afkortingen of vakjargon, maak iets duidelijk/visueel door concrete voorbeelden te geven ,maak eventueel gebruik van een (officiële) tolk bij anderstaligen, parafraseer om te kijken of je elkaar juist begrepen hebt, gebruik ik-boodschappen, praat rustig, luister empathisch, geef erkenning voor bepaalde gevoelens en gedachten, vraag naar de mening van de ouder(s), maak duidelijk dat je hun mening belangrijk vindt, maak eventuele duidelijke afspraken en herinner ze er af en toe aan, vermijd dwingend en verwijtend en controlerend taalgebruik.
Houding
Vraag hoe ze jouw feedback ervaren, sta stil bij de beleving van ouders en eventuele kwetsuren indien ze dit meedelen, nodig ouder(s) uit om samen te zoeken naar een oplossing voor een als problematisch ervaren situatie, maak je goede bedoelingen duidelijk zodat ze zich gesteund voelen, bevraag naar de haalbaarheid als je een bepaalde verwachting hebt van de ouder(s), ga discreet om met informatie want dat geeft vertrouwen én blijf authentiek aanwezig in de relatie met de ouder(s); dit voelt veiliger aan !